Onderaan het artikel vindt u nog een korte samenvatting van Mr Bart Caron zoals terug te vinden op zijn eigen website. Daaronder heb ikzelf nog eens mijn eigen bedenkingen geplaatst bij het originele artikel. De Rode tekst beduidt dat het iets te zien heeft met Bruggenhoofd Gent (thema website). Blauw zijn de paragrafen waar ikzelf onderaan een bedenking heb gezet.
vergadering C230 – LEE32
zittingsjaar 2011-2012
Handelingen:Commissievergadering
Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening
en Onroerend Erfgoed
van 16 mei 2012
VOORLOPIGE VERSIE
Niet citeren zonder de bron te vermelden
Commissievergadering nr. C230 – LEE32 (2011-2012) – 16 mei 2012
Vlaams Parlement – 1011 Brussel – 02/552.11.11
INHOUD
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceministerpresident
van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken,
Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over:
de
bescherming van militair erfgoed van na de Eerste Wereldoorlog
Commissievergadering nr. C230 – LEE32 (2011-2012) – 16 mei 2012.
Waarnemend voorzitter: de heer Wilfried Vandaele
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Minister, ik stelde eerder al een vraag over de verdedigingsgordel Bruggenhoofd Gent. Ik wil die vraag vandaag wat breder benaderen en het belang van dit erfgoed benadrukken.
Dat voorbeeld in Gent is een toonbeeld van de fortificatiepolitiek uit het Interbellum. Niet
alleen in de zuidrand van Gent werden allerlei bunkers aangelegd, ook aan de kust zijn er tal
van voorbeelden van die fortificatie-politiek. Rond Gent zijn er in twintig gemeenten niet
minder dan 228 bunkers gebouwd. Dat is een immense hoeveelheid aan militaire versterking.
Minister, toen ik u vroeg hoe deze verdedigingsgordel kon worden bewaard voor het
nageslacht, antwoordde u dat alle aandacht inzake militair erfgoed momenteel gaat naar de
gedachtenis van de relicten van de Eerste Wereldoorlog en dat het interbellum en de Tweede Wereldoorlog derhalve moeten wachten op initiatief. Ik kan dat in zekere zin begrijpen. Ik doe niets af aan die verdienste en aan het werk dat daarvoor gebeurt. Ik weet dat er al heel wat inventariswerk is gebeurd en dat er een dossier wordt voorbereid voor werelderfgoed.
Niettemin is er ook dat andere heel interessante erfgoed dat daarna werd geconstrueerd omdat het op zijn beurt een reflectie is van een tijdsgeest en van het denken over verdediging en inrichting van de ruimte.
Ik ben een beetje gealarmeerd omdat een deel van dat erfgoed onder druk staat omdat die
batterij van bunkers verspreid ligt over heel veel verschillende eigenaars. Intussen zijn die
relicten mee verkocht met gronden van de Belgische Staat en van het leger aan private
eigenaars. Die gebouwen staan her en der verspreid en behalve op een kaart, ziet men ook
niet langer de samenhang in het landschap van deze eenheid. Door de versnippering inzake
eigenaars worden ze bovendien met sloop bedreigd. Gemeentebesturen die het belang daarvan inzien, proberen met sloopaanvragen voorzichtig om te gaan omdat ze willen dat de relicten in hun gemeenten blijven. Ze hebben echter weinig elementen om dat te
argumenteren. Ze hebben nauwelijks een juridisch stok achter de deur. Daarnaast hebben sommige gemeenten onvoldoende inzicht in de erfgoedwaarde van het totaalkader. Niet elk afzonderlijk relict is waardevol, het gaat om het geheel van die sites en de diversiteit en
samenhang daarvan. Het is typisch voor het onroerend erfgoed dat één element onvoldoende
is maar dat het geheel telt. De eigenaar heeft echter vaak uitsluitend zijn eigen concrete eigendom in het vizier. Een kleine veldpost kan in het geheel plots veel interessanter blijken dan een kolossale bunker, omdat die significant is voor het geheel.
Minister, het zou nuttig zijn om hierover een algemene visie te ontwikkelen. Ik weet dat uw administratie veel werk heeft. Ik ben echter bezorgd over het erfgoed en vind dan ook dat we voor dit geheel een algemene visie moeten ontwikkelen.
Er zijn een aantal vrijwilligersverenigingen in Vlaanderen die veel voorbereidend werk hebben gedaan. Er zijn heel wat voorbeelden van herbestemming en integratie. Wat de
militaire sites betreft, denk ik dan aan de wijze waarop bijvoorbeeld Walraversijde is
ontwikkeld in Oostende. Dat is een voorbeeld van hoe dergelijke relicten een troef kunnen
worden. De militaire betekenis en de landschappelijke waarde worden door de inplanting mede versterkt en gevaloriseerd.
Ik pleit ervoor om op een positieve manier het militaire erfgoed een betekenis te geven in de samenleving.
Minister, waarom laat u kostbare tijd voorbijgaan voor u aan de bescherming van het
militaire erfgoed van het interbellum en de Tweede Wereldoorlog wilt beginnen? Dat is de
indruk die bij een aantal van die vrijwilligersverenigingen bestaat. Ik denk dat de bedreiging
niet gering is. Er zijn de voorbije decennia al heel wat restanten gesloopt. We moeten
nadenken over wat we wel en niet wensen te behouden en waarom.
Ik pleit ook niet voor het behoud van alles, laat dat duidelijk zijn. Ik pleit voor een visie, voor een gericht behoud van delen van ensembles, van significante plekken die de betekenis van
dat erfgoed illustreren. Ik pleit er dus niet voor om bij wijze van spreken alle molens die er
ooit in Vlaanderen hebben gestaan, terug te zetten. We moeten getuigen hebben van het verleden, maar die liefst ook een andere, hedendaagse betekenis en invulling geven, zoals
trouwens ook in uw beleidsnota staat, minister.
Erkent u het belang van een globale visie op Vlaams niveau bij de bescherming van het
militaire erfgoed uit de periode na Wereldoorlog I? Is het mogelijk om op korte of
middellange termijn tot zo’n visieontwikkeling te komen, die als leidraad kan dienen om de
gemeentebesturen te ondersteunen bij het nadenken over slopingsaanvragen? Daarbij speelt
natuurlijk ook de vraag of ze al dan niet op een inventaris staan. Komt er dan nieuwe regelgeving die op die manier de andere omgang daarmee zal bewerkstelligen?
Kan het Bruggenhoofd Gent, bij mijn weten de belangrijkste site die we in Vlaanderen
hebben, hierbij een testcase zijn?
De heer Wilfried Vandaele: Ik deel uw bezorgdheid, mijnheer Caron, maar ik heb toch de
indruk dat er de voorbije jaren wel degelijk een aantal beschermingen zijn gebeurd. Ik ken er
een aantal persoonlijk, niet alleen van het interbellum, maar ook van Wereldoorlog II. Ik vind
het ook een bijzonder goede evolutie dat men ook vanuit Natuur rekening houdt met het
bestaan en het behoud van die elementen. Dat de klemtoon nu op Wereldoorlog I ligt, daar
kennen we natuurlijk de verklaring voor, in de aanloop naar ‘100 jaar Groote Oorlog’.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer Caron, in zoverre bij vrijwilligersverenigingen, die ik
ten zeerste waardeer, de indruk zou bestaan dat ik kostbare tijd zou verliezen voor het
oorlogsgerelateerde erfgoed uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog, moet ik dat ten
stelligste ontkennen. In zoverre u die indruk ook tot de uwe zou maken, wil ik dat ook ten
aanzien van u formeel ontkennen.
Het oorlogserfgoed uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog is heel ruim en gaat van
militaire constructies tot wederopbouwarchitectuur en gedenktekens. Er wordt wel degelijk
aandacht aan besteed. Mijn administratie inventariseert en beschermt ook erfgoed gerelateerd
aan de Tweede Wereldoorlog. Ik geef slechts enkele voorbeelden. In de Inventaris van het
Wereldoorlogerfgoed zijn 180 items opgenomen die gerelateerd zijn aan de Tweede
Wereldoorlog. De vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed bevat 74
verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog als aparte relicten. Het Bruggenhoofd Gent
werd in verschillende inventarissen bij de gemeente-inleiding vermeld. Bij de inventarisatie
van Wetteren in de periode 2002-2003 werden de bunkers stuk voor stuk opgenomen in de
vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (1). Ik beschermde al tientallen
oorlogsgedenktekens die voor de slachtoffers van beide oorlogen werden opgericht. Ik wijs
ook op de bescherming uit 1997 van de Atlantikwall, een expliciet aan de Tweede
Wereldoorlog verbonden site, en op de Antitankgracht uit 1939, die te Haacht beschermd
werd als landschap en monument.
Maar ook de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor de lokale bevolking verlies ik niet uit
het oog, door onder andere de aangekondigde bescherming van geografische pakketten in de
Westhoek en Leuven, waar heel wat wederopbouwarchitectuur zal worden beschermd. Ook
bij de bescherming van Dendermonde in 2003 was er veel aandacht voor de
wederopbouwarchitectuur uit het interbellum.
Ik ben het dus volstrekt met u eens dat we onze blik niet mogen vernauwen tot één periode uit
de militaire geschiedenis. Ik wens ook oog te hebben voor alle restanten uit dat militaire
verleden.
Vroeger is er vooral gefocust op oude militaire constructies zoals burchten en forten. Mooie
voorbeelden daarvan zijn de bescherming van de forten langs de Spaans-Hollandse linie, het
fort Napoleon te Oostende; de bescherming van de Vauban-fortificaties te Oudenaarde en
Ieper. Vauban heeft trouwens veel geleerd van onze Simon Stevin.
In 2011 nog startte ik een dossier op dat de militaire evolutie tussen 1870 en 1918 duidde
langs wat bekend staat als ‘Stellung Antwerpen’. Voor mij past de inventarisatie en
bescherming van militair erfgoed uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog in dat
ruimere historische traject.
U vraagt of ik het nuttig vind een omvattende visie over militair erfgoed na de Eerste
Wereldoorlog te hebben. Zoals ik eerder al in mijn beleid aantoonde, wens ik op basis van
ruime visies op Vlaams erfgoed over te gaan tot gedegen beschermingen om ons erfgoed te
bewaren. Daarom leg ik ook de nadruk op thematisch onderzoek, inventarisatie en bescherming. Zo zijn onder andere de dossiers met betrekking tot de oorlogsgedenktekens tot
stand gekomen en zal door mijn onderzoekers bijvoorbeeld ook een systematische studie
worden gewijd aan de Hollandstellung, om ook daar tot een gedegen bescherming te komen.
Er wordt dus voortdurend aan een omvattende visie gewerkt voor het militaire erfgoed uit de
periode 1918-1945.
Om de Tweede Wereldoorlog goed te kunnen begrijpen, moet je trouwens goed de Eerste
Wereldoorlog doorgronden. De constructie van militaire gebouwen hangt zeer sterk samen
met de militaire evolutie. Het is dan ook een logica om eerst relicten uit de Eerste
Wereldoorlog te onderzoeken en te beschermen en vervolgens aan te sluiten bij het
interbellum en uit te monden bij de Tweede Wereldoorlog. (2)
We staan inderdaad voor de grootschalige herdenking 2014-2018, maar het is ook een
beleidsmatige en wetenschappelijke logica om op die manier te werken: Wereldoorlog I,
interbellum, Wereldoorlog II. Daarom heb ik ook op uw schriftelijke vraag geantwoord dat “er zal worden nagegaan wanneer dit de volgende jaren op de beschermingskalender kan
worden opgenomen”. Ik antwoordde niet dat alle aandacht inzake militair erfgoed momenteel
gaat naar de gedachtenis van Wereldoorlog I en dat het interbellum derhalve moet wachten
op initiatief.
Op uw vraag naar timing kan ik dus antwoorden dat ik mijn administratie zal vragen om,
aansluitend bij het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog, verder te werken aan de
inventarisatie en de bescherming van het militaire erfgoed uit het interbellum en de Tweede
Wereldoorlog.
Algemeen kan ik u meegeven dat de opmaak van een inventaris van het militaire erfgoed uit
de periode 1918-1945 uiteraard de beste leidraad zou zijn voor de gemeenten die moeten
oordelen over slopingsaanvragen. Bij een expliciete opname in de vastgestelde inventaris
dient een gemeente formeel rekening te houden met dit erfgoed bij haar vergunningenbeleid
en initiatieven aangaande ruimtelijke planning. Vroeger werden dergelijke linies in de
Inventaris Bouwkundig Erfgoed beschreven in de gemeente-inleiding. Die inleidingen
kunnen echter niet worden vastgesteld. Sommige gemeenten gebruiken nu al de gemeenteinleiding
om op de erfgoedwaarde van dit erfgoed te wijzen.
Een dergelijke constructie hoeft stricto sensu ook niet in de inventaris opgenomen te zijn om
als beoordelingsgrond meegenomen te worden bij een vergunningsaanvraag. Conform de
Codex Ruimtelijke Ordening kan de gemeente nu al een vergunning weigeren vanwege de
cultuurhistorische aspecten in de afwegingsgrond. Het is dan aan de gemeente om te bepalen
aan welke waarden ze belang hecht in haar lokaal beleid. Het is wel duidelijk dat het om
erfgoed gaat dat pas het laatste decennium op meer interesse kan rekenen en dat deze
appreciatie alleen maar zal toenemen.
Indien de gemeente meent onvoldoende expertise in huis te hebben om een goede evaluatie te
maken van de erfgoedwaarde van militaire constructies, is mijns inziens ook een
samenwerking met het Simon Stevin Vlaams Vestingbouwkundig Centrum en de
verantwoordelijke achter de website www.bunkergordel.be mogelijk. Mijn administratie zal
in elk geval ook met deze personen samenwerken om tot de noodzakelijke omvattende visie
te komen.
In het bijzonder over de timing van het dossier van het Bruggenhoofd Gent kan ik het
volgende meegeven. In eerste instantie werken we aan de bescherming van de
Hollandstellung. Mijn administratie heeft al gevorderde ideeën over hoe de bescherming er
gaat uitzien.(3) De relevante delen van de Stellung Antwerpen zijn ondertussen op ontwerp van
lijst geplaatst door het ministerieel besluit van 28 juli 2011. De Stellung Antwerpen vormt
samen met de Hollandstellung één defensieve gordel die elke landing via Nederland of het
doorstoten van geallieerden naar Antwerpen moest stoppen. Het is dus logisch dat de
Hollandstellung als eerste verder uitgewerkt wordt. Als die logica niet gevolgd wordt, zitten
we in feite met een halve bescherming van WO I.
Na het onderzoek zal de voorlopige bescherming in 2013 ingezet kunnen worden, zodat in
2014 de definitieve bescherming volgt. Dat zou mooi passen binnen de herdenkingen van
WOI en in dit geval concreet de initiatieven die onder andere in het Meetjesland en het
Waasland rond de Hollandstellung zullen worden georganiseerd. Omwille van zowel
efficiëntie als het afwerken van beleidsthema’s is het dus voor de hand liggend dat eerst de
Hollandstellung onderzocht en beschermd wordt.
Een vooronderzoek voor Bruggenhoofd Gent zou aansluitend hierbij in 2014 kunnen worden
opgestart (4), in functie van een beschermingsdossier in 2015. Een belangrijk werk zal erin
bestaan om ook zicht te krijgen op gelijkaardige militaire constructies in de rest van
Vlaanderen. Ook dat zal enige onderzoektijd vergen (5).
Wat uw bezorgdheid over de bedreiging van het Bruggenhoofd Gent betreft, kan ik meegeven
dat er zeker geen acute bedreiging is van het bruggenhoofd als geheel, maar wel van een
aantal individuele bunkers die er deel van uitmaken. In de laatste drie jaar zijn er drie bunkers
gesloopt, ondanks het ongunstige advies van mijn administratie (6)
Ik heb al gewezen op de taken en verantwoordelijkheden van de gemeentebesturen. Ze
hebben een ongunstig advies gekregen, maar zijn niettemin overgegaan tot het verlenen van
een slopingsvergunning. Ik heb me voorgenomen om maatregelen te nemen, hoewel we dat
in principe niet doen. Mijn agentschap werkt heel graag wetenschappelijk en doet een
grondige studie om de hele linie in kaart te brengen, te onderzoeken en te bepalen welke
constructies moeten worden beschermd en welke niet. Niet elk onderdeeltje moet worden
beschermd. De administratie kan niet alles tegelijk doen en werkt in een logica WO I –
interbellum – WO II. Ik heb u de volgorde en de prioriteiten gegeven. Toch heb ik aan de
administrateur-generaal gezegd dat we, als we nog worden geconfronteerd met vragen tot
sloping en er een bedreiging is, moeten overgaan tot voorlopige bescherming, ook al is dat
niet gekaderd en weten we misschien nog niet definitief alles over die erfgoedwaarde.
Daarvoor moet mijn administratie bijkomend ad hoc een zorgvuldig dossier maken. Op dat
vlak werken we veel grondiger dan vroeger, maar dat is helemaal geen verwijt. Elk dossier
wordt nu veel grondiger aangepakt. Ik heb dat nog eens kunnen beklemtonen naar aanleiding
van de discussie over de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen
(KCML). De administratie is geprofessionaliseerd en werkt met grondige dossiers. Dat is ook
nodig, want er zijn meer en meer procedures bij de Raad van State. Je moet grondiger
motiveren en de waarde aantonen. Daarom is het eigenlijk niet goed dat we in die linies werk
ad hoc moeten doen, dat tussen het andere werk komt en niet past in de ruimere visie. Maar
als het nodig is om bewarende maatregelen te nemen, als we op de hoogte zijn, gaan we dat
doen.
U vraagt of het Bruggenhoofd Gent een testcase zou kunnen zijn. Gezien de grote kennis die
aanwezig is over Bruggenhoofd Gent bij www.bunkergordel.be en bij het Simon Stevin
Vlaams Vestingbouwkundig Centrum, is de optie om in die samenwerking het Bruggenhoofd
als testcase uit te werken, zeker mogelijk. Ik heb dat trouwens, als ik me niet vergis, ook
aangegeven in mijn antwoord op uw schriftelijke vraag.
De heer Bart Caron: Dank u wel, minister, voor het antwoord. Ik ben er tevreden mee, maar
ik wil, als dat mogelijk is, nog een beetje precisering krijgen. Ik ben blij met het antwoord
omdat het in de richting gaat van de ontwikkeling van een totaalvisie met beschermende
maatregelen voor het geheel van het militaire erfgoed uit het interbellum en WOII. Het is
waar, intellectueel zeker, dat je geen visie kunt ontwikkelen zonder eerst voldoende inzicht te
hebben in WOI, omdat de manier waarop de militaire versterkingen zijn ontwikkeld nadien,
daardoor zeer sterk beïnvloed is. Daarna is het telkens veranderd door de technologische
evolutie, ook het militair materieel. Dat is een interessante benadering voor het erfgoed.
Minister, ik ben het eens met het feit dat het grondig onderzocht wordt zodat er niet om de
haverklap aparte objecten onderzocht worden. Ik steun u, maar het zou natuurlijk fijn zijn dat
het sneller zou kunnen gaan. Ik vind het ook logisch dat u eerst de Hollandstellung en de
Stellung Antwerpen neemt. U hebt bijna een kalender meegegeven, maar ik zou graag hebben
dat het onderzoek voor de rest van Vlaanderen op tijd begint. Ik begrijp dat een concrete
timing werk is voor na 2014. Mijnheer Vandaele, in ons geval is dat iets als de hemel, iets
onbereikbaar na 2014.
De heer Wilfried Vandaele: Ik zou het op prijs stellen als u enkel voor uzelf zou spreken.
De heer Bart Caron: Excuseert u mij.
Minister, ik ben blij dat u opdracht hebt gegeven aan de administrateur-generaal om
eventueel bewarende maatregelen te nemen als er nog relicten bedreigd zouden zijn. Het
duidt net op de noodzaak om een totaalvisie te ontwikkelen en om aan te duiden welke
relicten belangrijk zijn en behouden moeten worden en welke niet, zodat we niet telkens die
discussie moeten voeren.
De gemeente-inleiding kan een leidraad zijn voor de gemeenten. Laat ons daarop inzetten.
Door de nagedachtenis aan WO I kan er een besef groeien bij lokale besturen dat wat er is
van daarna, ook waardevol is. U zegt dat dat erfgoed pas de laatste jaren gewaardeerd wordt.
Ik herinner mij uit mijn jeugdjaren dat we bunkers ook voor andere dan militaire doeleinden
gebruikten. We speelden er vaak in. Misschien is dat ook een functie die we ze morgen
kunnen geven. Er is inderdaad een groeiende waardering. Het is merkwaardig om op Cap
Gris-Nez de scheefgezakte bunkers op het strand te zien liggen. Het zou toch belangrijk zijn
om ze beter te beschermen in die zone van Normandië tot in Nederland. Het gaat inderdaad
vooral om Duitse versterkingen, maar ze zeggen wel iets over onze geschiedenis.
Minister, ik hoop dat we vooruitgaan en dat de testcase mogelijk wordt. Ik ben blij dat u wilt
ingrijpen, desnoods met voorlopige beschermingen. Het geeft ten minste een jaar de tijd om
na te gaan of een object waardevol is. Ik zou graag hebben dat u de gemeenten op de hoogte
brengt zodat de aandacht er is.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: In mijn jeugdjaren werd Cap Gris-Nez nog ‘Grijze nesse’
genoemd.
Ik ben blij dat u impliciet toch een bloempetje geeft aan het Vlaams Erfgoedbeleid. Het
contrast is inderdaad vaak erg groot maar ik denk dat er toch al heel wat gebeurd is.
Ik heb me daarstraks de bedenking gemaakt dat ik de administrateur-generaal de opdracht zou
geven om alle gemeenten een brief te schrijven. U doet de suggestie om ze nu te
sensibiliseren, ze te zeggen dat we ermee bezig zijn en te vragen om met de nodige
zorgvuldigheid vragen tot sloping of verandering aan te pakken. Er zouden geen
veranderingen mogen worden aangebracht tot het omvattende onderzoek gebeurd is. Ik denk
dat dat een goede zaak is, en ik ga het ook laten uitvoeren.
Voor het bruggenhoofd heb ik u een concrete timing gegeven: in 2014 is er het onderzoek en
in 2015 volgt de bescherming. We gaan vragen dat het agentschap er de hand aan houdt, met
een alert optreden tussendoor voor het geval er individuele bedreigingen zouden zijn en een sensibilisering die gemeenten wijst op hun verantwoordelijkheid.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Kunt u misschien een beeld geven van de relicten die er zijn, zowel uit
het interbellum als van WO I zelf? Ik heb het niet over de wederopbouwarchitectuur na WO
I. Zijn ze volledig geïnventariseerd? Hoe volledig is het beeld?
Minister Geert Bourgeois: U kunt ze via de trefwoorden ‘interbellum’ en ‘WO II’ vinden in
de inventaris. Er zijn 180 relicten uit WO II, en 74 zijn er vastgesteld. Het is uiteraard niet
volledig omdat het samenhangt met die algemene visie.
De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld.
Er was ook oorlog na 14-18, over oorlogserfgoed
Uiteraard en terecht gaat er momenteel veel aandacht naar de herinnering van Wereldoorlog I. Maar dat mag er volgens mij niet toe leiden dat ons militair onroerend erfgoed van ná WO I vogelvrij verklaard wordt. Minister Bourgeois, hierover door mij ondervraagd in de Commissie Onroerend Erfgoed, belooft alvast een tandje bij te steken en zal de gemeenten met aandrang vragen om omzichtig om te springen met elke slopingsaanvraag voor militair erfgoed.
De concrete aanleiding voor mijn vraag was het Bruggenhoofd Gent, een verdedigingslinie uit het Interbellum waar de voorbije jaren enkele waardevolle bunkers van werden gesloopt. Vermits de militaire geschiedenis niet stopt aan de gemeentegrenzen, is een totaalvisie op Vlaams niveau absoluut noodzakelijk. Zonder die globale aanpak riskeren we immers om in elke gemeente –het Bruggenhoofd Gent strekt zich uit over 20 gemeentes- een alibibunker te beschermen, terwijl ogenschijnlijk onooglijke bouwwerkjes, die net historisch veel waardevoller kunnen zijn, gesloopt worden.
Minister Bourgeois erkent dat ‘een inventaris van het militaire erfgoed uit de periode 1918-1945 de beste leidraad zou zijn voor de gemeentes die moeten oordelen over slopingsaanvragen.’ Deze inventarisatie past in het historische traject dat de minister afloopt, waarbij na de oude vestingen en forten nu ook het militair erfgoed uit de eerste wereldoorlog grondig is geïnventariseerd en zo nodig beschermd. Maar voor het militair erfgoed van na WO I is er nog heel veel werk. Het merendeel is niet geïnventariseerd, laat staan beschermd. Er staan er 180 in de inventaris, terwijl er meerdere 1000den zijn. Er zijn enkele mooie voorbeelden van beschermde sites zoals de Atlantikwall aan de kust en de antitankgracht in Haacht.
Als eerste aanzet voor bescherming van recenter militair erfgoed stuurt de minister alvast een richtlijn naar alle gemeenten om bij slopingsaanvragen zijn diensten te verwittigen. Dan kan de minister beslissen tot een voorlopige bescherming voor één jaar van het relict. Een tijdspanne die kan worden gebruikt om na te gaan hoe waardevol het militair bouwsel is en of een definitieve bescherming noodzakelijk is.
Ik ben tevreden met deze voorlopige oplossing, maar hoop vooral op een snelle realisatie van een algemene inventarisatie en totaalvisie. Wanneer we nu kijken naar de Inventaris Onroerend Erfgoed moeten we vaststellen dat er nog bitter weinig gedocumenteerd, laat staan beschermd is. Nochtans is ons militair erfgoed en vooral de herinnering dat vrede geen evidentie is, te belangrijk om te laten verloren gaan.
Bron: website www.bartcaron.be
(1) Bij de inventarisatie
van Wetteren in de periode 2002-2003 werden de bunkers stuk voor stuk opgenomen in de
vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
De inventarisering waarvan in de tekst sprake is dateert inderdaad vanuit de periode 2002-2003. Ikzelf ben met mijn zoektocht pas gestart in de zomer van 2006. Weet dat in de huidige inventaris van bunkers op Wetters grondgebied binnen de Dienst Erfgoed, zeker niet alle bunkers op Wetters grondgebied zijn vermeld. Er zijn er dus wel degelijk vergeten.
(2) De constructie van militaire gebouwen hangt zeer sterk samen
met de militaire evolutie. Het is dan ook een logica om eerst relicten uit de Eerste
Wereldoorlog te onderzoeken en te beschermen en vervolgens aan te sluiten bij het
interbellum en uit te monden bij de Tweede Wereldoorlog.
Persoonlijk ben ik wat bang dat met een dergelijke redenering door alles letterlijk chronologisch van oud naar nieuwer te gaan beschermen, nog veel zaken gaan verdwijnen voor ze aan de beurt komen.
Ook hoop ik persoonlijk dat er niet gaat blindgestaard worden, enkel en alleen op Bruggenhoofd Gent. Op mijn website (zie bij vestingsbouw rondom Gent, los van Bruggenhoofd Gent), staan nog meerdere meer dan interessante relicten die heden totaal niet beschermd zijn en ook hun historisch verhaal hebben. Enkele voorbeelden:
- In de Gentse haven zijn in 1953 20 koude oorlog, schuilbunkers gebouwd. Hiervan zijn er nu op mijn website nog 5 beschreven. Eén bijkomend exemplaar bestaat nog en dient nog aangevuld te worden op de website. Dit betekent dus dat de andere 14 exemplaren ondertussen dus allen gesloopt en verdwenen zijn. Deze structuren zullen dus als ik de redenering volg, allen zo goed als gesloopt zijn tegen dat er ook maar zal aan gedacht worden, ook maar 1 intakt gevalletje te bewaren. Op alle bestaande structuren hiervan berusten reeds tientallen jaren oude sloopvergunningen en ze liggen allen op industriegebied (veel respect voor dergelijke structuren hoef je daar dus meestal niet te verwachten).
- Het Citadelpark te Gent. Ik wil er bij deze dan ook misschien op wijzen dat de structuren die zich daar nog bevinden reeds van voor WO I zijn en als ik de minister zijn redenering volg, reeds allen hadden moeten beschermd zijn wat zeker ook niet het geval is. Dit Citadelpark bevat ook nog een unieke Belgische Commandobunker uit 1938-39. In huidige studies over de toekomst van het park wordt deze structuur dus letterlijk doodgezwegen, laat staan dat er het minste gedacht reeds bestaat wat ze er gaan mee aanvangen.
- Er staan op dezelfde pagina's nog heel wat gelijkaardige zaken die heden ook totaal niet beschermd zijn en toch ook best zouden mee opgenomen worden, werk aan de winkel dus.
Mijn eerste voorstel zou dan ook in dit kader zijn van niet chronologisch te werken maar volgens DRINGENDHEID, lees risico dat ze in de toekomst zullen gesloopt worden. Er bestaan op het moment van Bruggenhoofd Gent nog 183 bunkers van de originele 228. Van deze 183 zijn er heden een 23 tal die heden letterlijk binnen de komende jaren het directe risico lopen te zullen gesloopt worden om één of andere reden. Hierbij rangschik ik er heden slechts een drietal met direct risico op het moment. Neem dan toch die bunkers voor en bescherm dan de rest van de linie in een latere periode. De vele bunkers midden in de velden staan daar nu reeds meer dan 70 jaar zonder dat er veel mensen door gestoord worden. Dat zal allicht ook de komende tientallen jaren voor vele van die bunkers zo blijven. Dat zijn niet de bunkers die de dringende bescherming nodig hebben. In dezelfde situatie verkeren dus ook massa's WO I bunkers die nu wel allen voorgetrokken worden om ze nu eerst dringend te gaan beschermen...
(3) In het bijzonder over de timing van het dossier van het Bruggenhoofd Gent kan ik het
volgende meegeven. In eerste instantie werken we aan de bescherming van de
Hollandstellung. Mijn administratie heeft al gevorderde ideeën over hoe de bescherming er
gaat uitzien.
Ook voor deze origineel Duitse stelling geldt bovenstaande regel. Er zijn dus opnieuw zeker bunkers van deze linie die dringend zullen dienen beschermd te worden. Anderen staan net zoals hierboven reeds gemeld midden in weilanden en zullen daar zelfs zonder directe bescherming nog lang staan. Opnieuw hetzelfde, spits jullie eerst toe op de meest dringende gevallen en vervolledig daarna met de ontbrekende gedeeltes op het moment dat de meest bedreigde gevallen reeds beschermd zijn. Die bunkerlinie omvat +/- 800 bunkers in zijn geheel. Weet dat het voor die linie zeker niet evident zal zijn alle bunkers die nog bestaan terug te vinden daar het om een Duitse linie gaat (waar u dus zeer weinig relevante documentatie over lokaties gaat terugvinden in Belgische archieven). Ik heb mij zelf nog maar nauwelijks met die linie bezig gehouden op het beperkte artikel dat u er van op de website kunt van terugvinden. In Stekene weet ik er nog eentje staan waar ik sterk mijn twijfels over heb dat hij ooit door iemand van jullie diensten zal vastgesteld zijn.
(4) Een vooronderzoek voor Bruggenhoofd Gent zou aansluitend hierbij in 2014 kunnen worden
opgestart
In veel gevallen begin ik mij hier dan wel de vraag te stellen wat dit vooronderzoek gaat inhouden dat dit een jaar dient te duren met alle detailinfo die u nu reeds kunt terugvinden over Bruggenhoofd Gent op deze website. Natuurlijk is het opnieuw zeer jammer te moeten vaststellen dat ondanks alles wat hier wordt geschreven, de enige nog niet rechtstreeks gecontacteerde betreffende deze materie via de dienst erfgoed, ikzelf blijk te zijn.
(5) Een belangrijk werk zal erin
bestaan om ook zicht te krijgen op gelijkaardige militaire constructies in de rest van
Vlaanderen. Ook dat zal enige onderzoektijd vergen.
We krijgen hier dus wel opnieuw de typische omgekeerde denkwereld. Men is meer bezorgd over de bescherming van zaken waar men op het moment nog niet eens weet heeft of ze al dan niet nog bestaan dan dringend werk te maken van de zaken die dringend moeten beschermd worden en alle info op een schoteltje wordt van aangeboden. Volgen wie volgen kan...
(6) In de laatste drie jaar zijn er drie bunkers
gesloopt, ondanks het ongunstige advies van mijn administratie.
Sinds 2006 heb ik sinds ik met mijn zoektocht ben begonnen weet van:
- Sloop S5 en S6 te Wetteren (spoorwegbrug) - 2006
- Sloop E5 te Eke. - 2006
- Sloop Av6 te Moortsele - 2007
- Sloop Av1 te Semmerzake - 2008
- Sloop B46 te Melle - 2009
- Sloop D11 te Schelderode - 2011
- Illegale sloop E3 te Eke - 2015
Daarnaast werd door protest van onder de website, de sloop van B18 te Melsen en D23 te Wetteren voorlopig verhinderd. Dit is al een heel minder positief beeld als het gaat over de sloping van de bunkers. Mochten deze twee ook mee verdwenen zijn, zou ik in de periode van 2006 tot nu reeds op een gemiddelde gezeten hebben van 3 bunkers per 2 jaar.
Hierbij spreek ik mij dus nog niet uit over jammer genoeg eveneens ondertussen verdwenen structuren die niets met TPG te zien hebben in deze periode. Zo heb ik sinds 2006 weet van:
- Sloop unieke WO I bunker op Wetteren - Koedreef (2006)
- Verdwenen Fluba bunker op grondgebied Wondelgem (2008 of 2009)
- Bijna verdwenen schuilgang aan school Mariagaard te Kwatrecht, gelukkig ondertussen bewaard onder het busstation in aanleg en ondertussen een schoolvoorbeeld van hoe oud erfgoed integreren in nieuwe infrastructuurwerken.
- Sloop bunker passieve luchtbescherming op de Hopmarkt te Aalst (recent uitgevoerd zonder enige poging hem ook maar te proberen opnemen in nieuwe te bouwen ondergrondse parking, wat perfect had gekund).